Aflevering 34 – Jurisprudentie en actualiteiten omgevingsrecht (oktober 2022)

In deze aflevering van ‘IBR – De podcast’ behandelen Marieke Kaajan, Fleur Onrust (ENVIR Advocaten) en Daan Korsse (Soppe Gundelach advocaten) recente jurisprudentie en actualiteiten op het gebied van het omgevingsrecht, natuurbeschermingsrecht, soortenbescherming en stikstof.


Shownotes:

Stikstof

  • ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159
    Porthos; bouwvrijstelling stikstof. De Afdeling concludeert dat de bouwvrijstelling gebaseerd is op een niet toereikende voortoets en dat dus ten onrechte wordt aangenomen dat op voorhand significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden vanwege bouwwerkzaamheden kunnen worden uitgesloten. Die conclusie is, samengevat, gebaseerd op aan de ene kant onzekerheden over de maximale stikstofdepositie die als gevolg van de bouwvrijstelling op Natura 2000-gebieden kan worden veroorzaakt en anderzijds op onvoldoende zekerheid over de haalbaarheid, uitvoering en het effect van de maatregelen die voorzien zijn om een zodanige verlaging van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te bereiken die ten minste even groot is als de verwachte maximale toename als gevolg van de bouwvrijstelling. De consequentie van het vervallen van de bouwvrijstelling is dat voor ieder project een afzonderlijke beoordeling van de bouwfase moet plaatsvinden, om te bezien of significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden vanwege stikstofdepositie op voorhand kunnen worden uitgesloten.
  • ABRvS 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3074
    Besluit tot intrekking van een verleende Wnb-vergunning. Aan de intrekking was door GS van Limburg ten grondslag gelegd dat de eigenaar van de gronden waarop een melkveehouderij aanwezig was, en aan wie de Wnb-vergunning was verleend, op basis van onjuiste gegevens en informatie de Wnb-vergunning had verkregen. De (milieu-)melding die als referentiesituatie voor de Wnb-vergunning was gehanteerd, was immers al ingezet – in het kader van externe saldering – voor de toestemmingverlening van de aanleg en exploitatie van de Buitenring Parkstad Limburg. De Afdeling komt evenwel tot de conclusie dat, omdat kennelijk niet afdoende verzekerd was dat de melkveehouderij zou stoppen, de externe saldering niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Het besluit tot intrekking wordt om die reden vernietigd. Omdat dit echter tot gevolg zou hebben dat de stikstofdepositie dubbel zou kunnen toenemen (ten eerste als gevolg van exploitatie van de melkveehouderij en ten tweede als gevolg van de exploitatie van de Buitenring Parkstad Limburg), laat de Afdeling de rechtsgevolgen in stand.
  • ABRvS 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2874
    Weiden van vee en bemesten van gronden. De Afdeling gaat in deze uitspraak in op de wijze waarop de referentiesituatie voor bemesten kan worden vastgesteld en op welke wijze vervolgens intern salderen ten behoeve van een Wnb-vergunning voor (o.a.) het weiden van vee kan worden verleend. De uitspraak is vooral interessant omdat duidelijk wordt dat de referentiesituatie waarvoor geen concrete milieutoestemming vereist is (zoals bemesten), bestaat uit een planologisch regime waarmee bemesten (impliciet) is toegestaan (zoals een agrarische bestemming), aangevuld met de vaststelling dat op de Europese referentiedatum daadwerkelijk sprake was van agrarisch grondgebruik. Latere wijzigingen in de feitelijke situatie (bijv. tijdelijke een lagere mestgebruiksnorm vanwege de gewassen die geteelt worden op gronden die bemest worden) hebben geen (nadelige) invloed op deze referentiesituatie. Een wijziging in het planologisch regime waardoor bemesten niet meer is toegestaan, uiteraard wel.
  • Rb. Gelderland 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:5829
    Procedure over het rechtskarakter van een zogeheten ‘positieve weigering’, in dit geval de weigering van een aangevraagde Wnb-vergunning omdat op juiste gronden het mechanisme van interne saldering is toegepast. De aanvrager van de vergunning komt op tegen dit besluit en stelt (proces)belang te hebben bij het verkrijgen van een echte Wnb-vergunning. De rechtbank volgt die redenering niet en stelt dat de rechtsgevolgen van een positieve weigering gelijk zijn aan die van een vergunning voor het gevraagde project. Een vergunning levert dan dus ook niet meer rechten op dan een positieve weigering, zodat er ook geen procesbelang bij de aanvrager aanwezig is om tegen het weigeringsbesluit in rechte op te komen.

Handhaving en vergunningen

  • Rb. Den Haag 11 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10721
    Handhaving afwijzing verzoek varend ontgassen. Ontgassingsverbod op grond van de Omgevingsverordening is rechtsgeldig. GS is bevoegd om handhavend op te treden. Beginselplicht tot handhaving. Onvoldoende personneel is geen reden om niet te handhaven. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van inadequaat toezicht op de naleving van het ontgassingsverbod. Verweerder heeft zich in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb onvoldoende ingespannen om feiten en omstandigheden te verzamelen om vast te kunnen stellen of sprake is van een overtreding (bijvoorbeeld ondervraging van de schipper, of andere alternatieven uitvoeren anders dan aan boord van het schip de overtreding direct op het moment van ontgassen vaststellen). Dit betekent dat de beroepen gegrond zijn en de bestreden besluiten dienen te worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een bestuurlijke lus, gelet op de beleidsvrijheid van verweerder bij het (invullen en uitvoeren) van de handhaving van het in geding zijnde verbod. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
  • ABRvS 24 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3047
    Voorlopige voorziening. Verzoek om handhaving. Last onder dwangsom opgelegd. Vermeende overtreding gebruik van een terrein als hondensportterrein door politiehondenvereniging. Vereniging gebruikt terrein al sinds 1981. Onduidelijk in vovo nog welke peildatum/data voor overgangsrecht geldt. Gelet op de omstandigheid dat het gebruik in brede zin van het terrein als hondensportterrein al gedurende lange tijd ook met instemming en medewerking van de gemeente plaatsvindt en waarbij een gebruik van een deel van het terrein gedurende een bepaalde periode ook als zodanig positief bestemd is geweest, maar welk gebruik vervolgens per abuis is wegbestemd, vindt de voorzieningenrechter voor de duur van de bodemprocedure het belang bij het kunnen voortduren van het gebruik van het terrein door de vereniging zwaarder wegen dan het belang om de gegeven last onder dwangsom, op korte termijn uit te moeten voeren. Omdat iedereen het er over eens is dat gebruik van het terrein op zondagochtend voor 10:00 uur op de meest directe bezwaren stuit, heeft de voorzieningenrechter de last onder dwangsom zodanig aangepast dat het terreingedeelte niet op zondagochtend voor 10.00 uur voor de hondensport mag worden gebruikt.
  • Rb. Noord-Nederland 21 september 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3439
    Spoedeisende bestuursdwang. Olie-achtige substantie uit schip. Waterschap (Wetterskip) bevoegd of provincie? Wetterskip vanwege art. 3.2 Waterwet (zorg watersysteem), provincie is bevoegd als vaarweg- en nautisch beheerder. Mogelijke verontreiniging dus Wetterskip bevoegd. Spoedeisendheid/urgentie was aanwezig. Eigenaar schip onbereikbaar en substantie was olie-achtig (verder niet duidelijk welke stoffen/ materialen op schip zaten). Er moesten onmiddellijk maatregelen getroffen worden. Discussie over kosten bestuursdwang (kostenverhaalsbeschikking). Geen nieuwe argumenten, zienswijzen reeds weerlegd.
  • ABRvS 19 oktober, ECLI:NL:RVS:2022:2944 en ECLI:NL:RVS:2022:3012 en ECLI:NL:RVS:2022:3013
    Handhaving. Rubbergranulaat kunstgrasvelden voetbal. Zorgplicht (art. 13 Wet bodembescherming) Wbb. De Afdeling stelt vast dat de aanleg en het houden van een kunstgrasveld met gebruikmaking van rubbergranulaat als “infill-materiaal”, zoals hier het geval, kan worden aangemerkt als een handeling als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 van de Wbb. Dit betekent dat de zorgplicht van artikel 13 van de Wbb van toepassing is en de eigenaar van de locatie, in dit geval de gemeente, op die grondslag als mogelijke overtreder kan worden aangeschreven. Gemeente wist of kon weten ten tijde van aanleg kunstgrasvelden dat bodem verontreinigd kan raken/aantasting vd bodem aan de orde kan zijn bij gebruik rubbergranulaat (= vermoeden ex art. 13 Wbb). De in artikel 13 van de Wbb vervatte zorgplicht is mede gericht op het voorkomen van verontreiniging of aantasting van de bodem. Dit betekent dat de gemeente Tilburg op grond van artikel 13 van de Wbb in zoverre verplicht is om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om een verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen. Hoe ver moet dit preventieve deel Wbb worden uitgelegd? De Afdeling overweegt dat art. 13 Wbb niet stelt dat iedere bodemverontreiniging en/of -aantasting geheel en permanent voorkomen dient te worden. Ingevolge artikel 13 van de Wbb gaat het immers om het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. Toegepast op deze zaak betekent dat het volgende. Er zijn allerhande zorgplichtdocumenten opgesteld en nageleefd. Er is sprake van een zogeheten dubbele zorgplicht: naast de preventieve zorgplicht bevat deze bepaling ook een repressieve zorgplicht. Daartoe is van belang of zich in dit geval een verontreiniging of aantasting van de bodem voordoet. Er is niet aannemelijk gemaakt dat zich daadwerkelijk een verontreiniging of aantasting van de bodem als gevolg van het gebruik van rubbergranulaat als “infill-materiaal” op de locatie voordoet. Beroepen zijn ongegrond. Let op steeds na toets aan preventieve deel zorgplicht ook nog toetsen aan repressieve zorgplicht.
  • ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2862. Aanvraag omgevingsvergunning voor verandering in bestaande inrichting. Voor inrichting is in 1996 oprichtingsvergunning verleend. Aantal veranderingsvergunningen daarna verleend. Deze aanvraag wordt buiten behandeling gelaten omdat bevoegd gezag (B&W) menen dat sprake is van onverzichtelijk vergunningenbestand en dat revisievergunning is vereist. Dat is een reden om aanvraag buiten behandeling te laten (vaste rechtspraak ABRvS).