In deze aflevering van ‘IBR – De podcast’ behandelen Fleur Onrust (SIX advocaten) en Daan Korsse (RNMW advocaten) recente jurisprudentie en actualiteiten op het gebied van het omgevingsrecht, natuurbeschermingsrecht, soortenbescherming en stikstof.
Shownotes:
Jaarverslag Raad van State
Ruimtelijke ordening
- ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1544 De keuze voor de begrenzing van het plangebied is in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat de parkeerbehoefte van het restaurant waarin het bestemmingsplan voorziet, moet worden gerealiseerd op grond van een ander bestemmingsplan voor woningbouw dat tegelijkertijd in procedure is gebracht. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van beide plannen vertoont daardoor een onderlinge afhankelijkheid: als het bestemmingsplan voor het restaurant sneuvelt, zal de woningbouw gepaard gaan met het aanleggen van een overschot aan parkeerplaatsen en als het bestemmingsplan voor de woningbouw wordt vernietigd, dan kan een restaurant worden gebouwd zonder parkeervoorzieningen. Ondanks dit gebrek blijven de rechtsgevolgen van het plan in stand, omdat beide plannen voor het overige de eindstreep halen (de Afdeling neemt een klein gebrek in de planregels weg door zelf in de zaak te voorzien) en de geschetste problematiek zich dus niet voordoet.
- ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1523
Een global eindplan stuit niet op bezwaren uit het oogpunt van rechtszekerheid. Gelet op de grootte van de bouwvlakken, de maximale bouwhoogten en de daaruit vloeiende bouwvolumes is voldoende duidelijk in welke omvang er bebouwing mogelijk is. Gelet daarop is het vanuit ruimtelijk oogpunt niet nodig in het plan op te nemen waar welke typen woningen komen. De Belvédère-jurisprudentie maakt dit volgens de Afdeling niet anders, omdat het voorliggende bestemmingsplan geen verbrede reikwijdte heeft, zoals in die jurisprudentie aan de orde is. - ABRvS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1664
In deze zaak komt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe op tegen een provincial inpassingsplan voor een railterminal. Het college voert daarbij aan dat ten onrechte is aangenomen dat het plan geen significante gevolgen zal hebben voor het Natura 2000-gebied Rijntakken. Dat roept de vraag op of het belang van de bescherming van Natura 2000-gebieden ook een gemeentelijk belang is, of dat deze beroepsgrond stuit op het relativiteitsvereiste uit art. 8:69a Awb. De Afdeling oordeelt dat de bescherming van natuurgebieden een belang is dat (ook) aan gemeenten is toevertrouwd, maar alleen voor natuurgebieden die binnen de gemeente liggen. Omdat het gebied Rijntakken binnen de gemeente Overbetuwe ligt, staat het relativiteitsvereiste in zoverre niet in de weg aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgrond van het college. De gevolgen voor andere natuurgebieden buiten de gemeentegrenzen kunnen niet aan de orde komen.
In de AERIUS-berekening is uitgegaan van het gebruik van moderne, schone diesellocomotieven, maar dat is niet gewaarborgd in de planregels of de natuurvergunning (die is verleend omdat een stikstofdepositie is berekend). Omdat het plan en de vergunning niet uitsluiten dat minder schone locomotieven worden ingezet, bevatten de besluiten een gebrek. De enkele verwijzing naar de AERIUS-berekening die aan het plan en de vergunning ten grondslag ligt, acht de Afdeling onvoldoende. De Afdeling overweegt dat het mogelijk is om in de vergunning een voorschrift op te nemen waarin concrete eisen worden gesteld aan het in te zetten materieel en dus de eigenschappen en de emissie van diesellocomotieven. Volgens de Afdeling kan daartoe ook een gebruiksregel worden opgenomen inde planregels. - ABRvS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1627
Appellant is geen belanghebbende bij het besluit om een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen. De vraag ligt voor of het hoger beroep op grond van het Verdrag van Aarhus toch ontvankelijk is. De Afdeling meent dat dit niet het geval is. Er is geen activiteit aan de orde die in bijlage 1 bij het Verdrag van Aarhus wordt genoemd. De Varkens in Nood-jurisprudentie is hier niet aan de orde, omdat afdeling 3.4 Awb niet op de voorbereiding van de omgevingsvergunning van toepassing is. - ABRvS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1657
Deze zaak gaat over een herziening van een onherroepelijk bestemmingsplan. Omdat het om enkele ondergeschikte wijzigingen gaat, heeft de raad afdeling 3.4 Awb niet toegepast bij de voorbereiding van het besluit om de planregels te herzien en geen ontwerp van de herziening ter inzage gelegd. Dat is volgens de Afdeling in strijd met art. 3.8, eerste lid, van de Wro. De rechtsgevolgen van de herziening blijven echter in stand, omdat derden naar het oordeel van de Afdeling niet in hun belangen zijn geschaad door het achterwege blijven van een terinzagelegging van het ontwerp. Zowel de aard en strekking van de voorliggende wijziging van de planregels zijn hierbij van belang, als de omstandigheid dat derden eerder in de gelegenheid zijn geweest om een zienswijze in te dienen over het ontwerp van het onherroepelijke bestemmingsplan.