Annotatie ABRvS 11 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2648, M en R 2025/88
Essentie
Algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over gezondheidseffecten van geitenhouderijen ontbreken; het bevoegd gezag hoeft vanwege deze effecten in een mer-beoordeling daarom niet te besluiten dat een MER gemaakt moet worden.
Samenvatting
De rechtbank is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de indicatie dat zich gezondheidseffecten kunnen voordoen, het college aanleiding had moeten geven om nader te onderzoeken of al dan niet een MER moest worden gemaakt. Het college is er terecht van uitgegaan dat algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over die gezondheidseffecten ontbreken en mocht zich om die reden op het standpunt stellen dat eventuele gezondheidsrisico’s voor de omwonenden van de geitenhouderij geen aanleiding geven voor het maken van een MER. Het bestaan van enkel een indicatie dat zich gezondheidseffecten kunnen voordoen, is onvoldoende voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op dat standpunt heeft gesteld. Bij dat standpunt heeft het college bovendien betrokken dat de aangevraagde uitbreiding met slechts 190 geiten relatief klein is, dat de veedichtheid in het gebied relatief laag is, dat er geen andere geitenhouderijen in de directe omgeving aanwezig zijn, dat de achtergrondconcentratie aan fijnstof relatief laag is en dat er binnen de inrichting hygiënemaatregelen worden genomen.
Uitspraak
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 11 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2648, omgevingsvergunning uitbreiden geitenhouderij, gemeente Westerkwartier
Annotatie T. Rötscheid en M.A.A. Soppe
1 Op deze uitspraak wordt ingegaan in (i.h.b. punt 8 van) de annotatie van T. Rötscheid en M.A.A. Soppe bij de eveneens in deze aflevering opgenomen uitspraak Rb. Zeeland-West Brabant 7 april 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2006, M en R 2025/83.