Tessa Rotscheid
Gisteren heeft de Tweede Kamer het in oktober jl. ingediende Wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering (hierna: Wetsvoorstel SRNV) aanvaard en diverse daarop ingediende amendementen aangenomen. Een drietal in het oog springende amendementen zijn de volgende.
In aanvulling op de te bereiken 50%-doelstelling in 2030 is in de wet SRNV toegevoegd (i) dat in 2025 ten minste 40% van de hectares met voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde (hierna: KDW) moet zijn gebracht en in 2035 zelfs 74% van de voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het amendement inhoudende dat in 2040 de stikstofdepositie in alle Natura 2000-gebieden onder de KDW moet zijn gebracht, heeft daarentegen de eindstreep niet gehaald.
Verder is aan de wet SRNV toegevoegd dat (ii) binnen twee jaar na vaststelling van het programma stikstofreductie en natuurversterking door de twaalf provincies gebiedsplannen moeten zijn gemaakt ter uitwerking van voornoemde doelstellingen en het programma stikstofreductie en natuurverbetering. Hierin dient onder meer opgenomen te worden welke (regionale) maatregelen zijn getroffen en welke maatregelen nog uitgevoerd worden met het oog op het terugdringen van de stikstofdepositie c.q. het bereiken van de instandhoudingsdoestellingen. De opgestelde provinciale gebiedsplannen kunnen vervolgens aanleiding vormen om het (nationale) programma stikstofreductie en natuurverbetering te wijzigen, waarmee de provinciale maatregelen worden ingepast.
Ook (iii) zal een aanvullend legalisatieprogramma met (bron- en natuur)maatregelen door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) in samenwerking met de provincies worden opgesteld voor activiteiten die onder de PAS onder de vrijstelling van de vergunningsplicht vielen, en waarvoor derhalve destijds enkel een meldingsplicht bestond (activiteiten met een stikstofdepositie van maximaal 1 mol/ha/jaar) of waarvoor geen meldingsplicht bestond (omdat deze activiteiten onder de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar vielen). Hiermee worden deze activiteiten dus gelegaliseerd. Het legalisatieprogramma zal ´zo spoedig mogelijk´ worden vastgesteld en de maatregelen moeten binnen een termijn van drie jaar worden uitgevoerd. Of de maatregelen tijdig zijn uitgevoerd, staat ter beoordeling van de Minister. Staat de tijdigheid van de maatregelen onder druk, dan wijzigt de Minister het programma zo dat de beoogde gevolgen alsnog binnen een passende tijd worden bereikt. Gelet op het feit dat veel van de bedrijven die onder de PAS onder de vrijstelling van de vergunningsplicht vielen, zich de laatste tijd geconfronteerd zien met diverse handhavingsverzoeken, lijkt het mij een goede zaak dat in de wet SRNV een (driejarige) termijn wordt opgenomen waarmee er concreet zicht op legalisatie ontstaat.
Met het aannemen van de (geamendeerde) wet SRNV door de Tweede Kamer ligt de bal nu bij de Eerste Kamer. Bij brief d.d. 4 december jl. had de Minister de Eerste Kamer reeds verzocht om een spoedige behandeling van het wetsvoorstel SRNV, bij aanvaarding daarvan door de Tweede Kamer, en de behandeling uiterlijk in februari 2021 af te ronden. De commissie Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) heeft recent voorgesteld om het voorbereidend onderzoek voor het wetsvoorstel SRNV te agenderen op 12 januari 2021. Dat belooft in zoverre een voortvarend begin van het nieuwe jaar in het zich al (te lang) voortslepende stikstofdossier.